Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oostelijke Rondweg Boskoop, Traject: Parallelle Wijkdijk, Verlengde Wijkdijk en Middelburgseweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0595.RondwegBoskoop10-BP80

4.8 Flora en fauna

In het kader van een bestemmingsplanwijziging moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewezen gebieden zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden.
Door de dienst Landelijk Gebied (DLG) van VROM is een ontwerpplan ‘compensatie Natuur en Landschap’ opgesteld, zoals toegelicht in paragraaf 3.1.3. Het ontwerpplan is onderdeel van het ontwerpplan infrastructuur, eveneens opgesteld door de DLG. Dit rapport geeft aan welke acties en inventarisaties uitgevoerd moeten worden om een goed beeld te krijgen van de noodzakelijke effecten. Tevens omvat het rapport enkele voorstellen van de mogelijke ecologische- en watercompensatie.
Eén van de noodzakelijke acties uit het DLG rapport is het uitvoeren van een Flora en Fauna Inventarisatie. Ten behoeve van de inventarisatie is een Quick-scan Flora en Faunawet uitgevoerd. De Quick-scan ‘Beoordeling beschermde soorten inpassingsgebied rondweg Boskoop’[1] is uitgevoerd door Bureau Waardenburg. Het onderzoek heeft gekeken naar de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en vervolgens naar aanwezige planten- en diersoorten.
Zowel het DLG rapport als de Quick-scan zijn uitgevoerd voor de gehele rondweg. Het onderzoeksgebied is daarmee vele mate groter dan onderhavig bestemmingsplangebied, wat een onderdeel van de rondweg bevat. De uitkomsten van de Quick-scan zijn hierna weergegeven voor zover ze relevant zijn voor het bestemmingsplangebied.


[1] Quickscan Flora en Fauna, Bureau Waardenburg B.V, rapportnr. 06-007, 28-02-2006
4.8.1 Ligging ten opzichte van habitat- of vogelrichtlijngebieden en EHS
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument. Ten zuidoosten van het plangebied ligt het Vogelrichtlijngebied ‘Broekvelden/Vettenbroek’ (NL9802064). De Quick-scan F&F constateert dat smienten een duidelijke relatie met het plangebied onderhouden. Er kan dus sprake zijn van een negatief effect waardoor voor de ingreep mogelijk een vergunning ex art. 19d in het kader van de natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is.
In de open graslandpolders tussen Boskoop en Reeuwijk pleisteren overdag grote groepen smienten. Smienten rusten overdag langs watergangen in de polder en foerageren vooral ‘s nachts op de aangrenzende graslanden. De rondweg zal een verstorend effect hebben op deze smienten. In de Quick-scan is het effect op de smienten gekwantificeerd tot 100 – 200 exemplaren. Dit betreft 0,1% van de totale populatie. Het effect blijft daarmee onder de grens van een significant effect van 5%. Omdat de ingreep geen significant effect heeft is een vergunning als hiervoor beschreven niet noodzakelijk, zulks ter beoordeling door Gedeputeerde Staten. 
Op grond van de aard en omvang van het project worden geen effecten op overige Natura 2000 gebieden verwacht.
De Quick-scan constateert vervolgens dat de rondweg de EHS doorkruist. Het betreft hier echter een deel wat niet tot het bestemmingsplan behoort. Het bestemmingsplangebied ligt op ca. 550 meter afstand van de EHS. Er zijn derhalve geen randvoorwaarden vanuit de EHS voor het bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3.2.2.
4.8.2 Soorten bescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en Faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het instandhouden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn.
 
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen. De Zwanenbloem en Dotterbloem zijn bijzondere soorten maar komen in de omgeving veel voor. Tevens is op basis van de inventarisatie niet uit te sluiten dat het Waterdrieblad niet voorkomt in het plangebied en dan met name in het bestaande EHS gebied. Het Waterdrieblad is een beschermde soort. De Quick-scan beveelt een nader onderzoek voor deze soort aan langs de Randenburger Oost. De Randenburger Oost is een onderdeel van de rondweg wat niet tot dit bestemmingsplangebied behoort. Voor dit plan is derhalve geen nader onderzoek nodig.
 
Fauna
In het gebied zijn een aantal beschermde soorten te verwachten op basis van waarnemingen opgenomen in het natuurloket.nl. Het gaat hier om de vissen kleine modderkruiper en bittervoorn, de ringslang en de libellensoort de groene glazenmaker. Deze soorten zijn allen niet waargenomen tijdens het veldbezoek. Voor deze soorten wordt gesteld dat effecten kunnen optreden als opzettelijk doden, opzettelijk verontrusten en beschadigen van voortplantings- en vaste rust- en verblijfsplaatsen door de aanleg van de rondweg. Echter wanneer de aanbevelingen gemeld in paragraaf 4.2 van de Quick-scan opgevolgd worden is bij geen van de soorten de gunstige staat van instandhouding in het geding.
Ten aanzien van vogels, ringslang en vleermuizen worden door de ingreep naar verwachting geen verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet overtreden.
4.8.3 Ontheffing flora en fauna
Voor het te verwachten nadelig effect van het beschadigen van voortplantings- en vaste rust- en verblijfsplaatsen op de beschermde soorten als gevolg van de rondweg is een ontheffing van de Flora en Faunawet noodzakelijk. Voor de nadelige effecten opzettelijk doden en verontrusten wordt geen ontheffing verleend. Deze effecten dienen echter beperkt te worden als gevolg van de zorgplicht voortvloeiend uit de Flora en Faunawet. Ten behoeve van de rondweg is een verzoek tot ontheffing bij het ministerie van LNV ingediend. Het Ministerie heeft op basis van de Quick-scan met de bijbehorende aanbevelingen een ontheffing[1] verleend. In het begeleidend schrijven is aangegeven dat de compenserende maatregelen voor de modderkruiper en de bittervoorn onvoldoende is. Hiervoor zijn in de ontheffing aanvullende voorwaarden opgenomen die voorschrijven dat tijdens de uitvoering van de rondweg mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden. De ontheffing is geldig tot 4 juni 2011.
 
Berekening Natuurcompensatie Oostelijke Rondweg Boskoop (module 3 en 4)
Voor de rondweg is aan de hand van het gestelde in de ontheffing Flora en Faunawet bekeken in hoeverre natuurcompensatie noodzakelijk is door het verstorend effect van de rondweg. De compensatieberekening is evenals de Quick-scan uitgevoerd door bureau Waardenburg[2]. In de berekening is aangegeven dat de grutto en veldleeuwerik gecompenseerd dienen te worden. Deze soorten worden door de toename van het verkeer in de polder verstoord. Het totaal aan te compenseren oppervlak komt neer op 4 ha optimaal ingericht weidevogelgebied. De randvoorwaarden voor optimaal ingericht gebied zijn opgesomd in het rapport.

Door adviesbureau Watersnip Advies[3] is vervolgens onderzocht waar in de omgeving de noodzakelijke compensatie gerealiseerd kan worden. Het onderzoek vergelijkt een vijftal mogelijke locaties die ingericht kunnen worden als weidevogelgebied. Het rapport concludeert dat de locaties van de sierteeltbedrijven Verweij en Olieman het meest geschikt zijn voor de compensatie.
Het herinrichten van beide sierteeltbedrijven levert naast een oppervlakte van in totaal 3,18 ha nieuw weidevogelgebied ook een significante kwaliteitsverbetering op voor weidevogels in de omgeving.
 
 
Natuurcompensatiekaart Watersnip
 
Na combinatie van de twee locaties wordt echter nog niet voldaan aan de 4 ha. eis vanuit het rapport opgesteld door Waardenburg. Het is daarom noodzakelijk om aanvullende maatregelen te nemen om te kunnen voldoen aan de compensatieverplichting. Deze aanvullende maatregelen bestaan uit het verbeteren van de kwaliteit van bestaand weidevogelgebied in de nabijheid van de genoemde sierteeltbedrijven, door maaien ná 15 juni, waardoor de dichtheid aan weidevogels binnen het gebied kan toenemen. Door het beheer van een oppervlakte van tenminste 4 ha te optimaliseren, kan worden verwacht dat per 2 hectare gemiddeld één paar Grutto extra tot broeden komt. In combinatie met de herinrichting van de sierteeltbedrijven wordt dan voldaan aan de compensatieverplichting.
De compensatie houdt dus in aankoop van twee sierteeltbedrijven en het maken van beheersafspraken van omliggende terreinen. Op de afbeelding van Watersnip zijn de sierteeltbedrijven aangegeven met een rood kader. In de blauwe vlekken moet gezocht worden naar agrarisch gebied waar het beheersregime wijzigt. Watersnip geeft in haar rapport de randvoorwaarden waaraan de herinrichting van de sierteeltbedrijven tot weidevogelgebied en het gewijzigd beheer aan moeten voldoen:
  • Er moet een contract zijn voor minimaal 30 jaar of er moet erfdienstbaarheid gevestigd worden op het perceel, zodat continuering van de functie als weidevogelgebied ook in de toekomst verzekerd blijft.
  • Er moet beheerssubsidie komen voor de percelen, bijvoorbeeld door opname in het Natuurgebiedsplan, zodat voldoende zicht is op duurzaam natuurbeheer.
  • Er moet een adequaat herinrichtingsplan voor de percelen komen, opgesteld door een ecologisch adviesbureau, om de kwaliteitseisen te waarborgen.
Watersnip heeft tenslotte onderzocht of de wijziging van de bedrijven van sierteelt naar weidevogelgebied ook nog nadelige effecten heeft voor de aanwezige flora en fauna. Buiten de algemene zorgplicht en het controleren op broedplaatsen bij werkzaamheden tijdens het broedseizoen ontstaat er geen nadelig effect voor de aanwezige flora en fauna.
 
Conclusie
Voor het plangebied is een ontwerpplan compensatie Natuur en Landschap en een Quick-scan flora en fauna opgesteld. De Quick-scan heeft potentiële beschermde soorten geïnventariseerd en gevolgen t.a.v. nabijgelegen natuurgebieden.
De gunstige staat van instandhouding is bij geen van de beschermde soorten in het geding. De Quick-scan constateert wel nadelige gevolgen ten aanzien van smienten, zij het een zeer beperkt verstorend effect van 0,1% op de totale populatie. Als gevolg van het nadelig effect is een vergunning ex art. 19d in het kader van de natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk.
Voor de verstoring van de beschermde soorten dat als gevolg van de werkzaamheden plaats zal vinden is een ontheffing bij het Ministerie van LNV aangevraagd. Het Ministerie heeft de ontheffing onder voorwaarden verleent. De voorwaarden omvatten maatregelen om de nadelige effecten tijdens de aanleg van de weg te minimaliseren alsmede verplichte natuurcompensatie.
Voor de verplichte natuurcompensatie is het rapport berekening natuurcompensatie oostelijke rondweg Boskoop opgesteld door bureau Waardenburg. De conclusie van dit rapport luidt dat 4 ha weidevogelgebied gecompenseerd moet worden. Deze 4 ha betreft optimaal ingericht weidevogelgebied, waarbij de inrichtingseisen in het rapport vermeld zijn.
De verplichte compensatie is uitgewerkt in het rapport natuurcompensatierapport door Watersnip. De gemeente Boskoop en Reeuwijk gaan op basis van de voorstellen het rapport de noodzakelijke compensatie nader uitwerken.


[1] Ontheffing Flora en Faunawet, Ministerie van LNV, Kenmerk: ff/75C/2006/0103
[2] Berekening Natuurcompensatie oostelijke rondweg Boskoop, rapport nr. 09-132, 28 oktober 2009
[3] Natuurcompensatie Rondweg, Watersnip Advies, rapport 10A038, september 2010